U steunt de Historische Kring Losser door lid te worden.
We zijn weer gewoon geopend in het 't Lossers hoes lok 1.25. Let wel op de openingsuren.

Geslacht der Teylers

Uit Oet Dorp en Marke wiki new

Deze informatie is grotendeels overgenomen uit de HKL uitgave van 1974, Het Teylershuis en zijn bewoners. [1]


Herkomst der Teylers

Twee generaties van deze naam woonden in Enschede - voor zover bekend vanaf 1650 - en zijn aldaar uitgestorven.

Dr. A. van Benthem schrijft in zijn boek "Geschiedenis van Enschede en zijn naaste omgeving" 2de druk 1920:

"In de 2de helft der 17de en gedurende de 18de eeuw treffen wij hier (Enschede) enkele leden aan van de familie Teyler of Teylers.
Het is me niet gelukt enig familieverband aan te wijzen tussen deze Teylers en de Haarlemse en Amsterdamse Doopsgezinde familie van die naam. Toch hielden zij blijkens nagelaten brieven, door briefwisseling en bezoekende betrekkingen met deze, stellig tot 1750, geregeld aan, hoewel de leden in Losser, al thans na 1720, Hervormd waren. In de brief wordt meer dan eens gesproken van "neef" of ·"nicht Teylers", waarbij echter verdere aanwijzingen ontbreken."
Het feit, dat Dr. A. van Benthem gewag maakt van briefwisseling en bezoeken "stellig tot 1750" met de Teylers te Haarlem en te Amsterdam, duidt op een waarschijnlijke familieband, met name als men bedenkt hoe moeilijk een reis van Losser naar Haarlem en Amsterdam te verwezenlijken was.

Het Centraal Bureau der Genealogie te 's-Gravenhage kon echter tot nu toe het verwantschap niet bewijzen tussen de Enschedese en Haarlemse Teylers, waarvan de zeer vermogende PIETER TEYLER VAN DER HULST (1702 -april 1778) de stichter was van het Teyelermuseum te Haarlem.

zie stambook der Teylers

In het "Geslachtsregister der nakomelingen van Thomas Teyler en Trijntje van de Kerkhoven van 1562 -1728" lezen wij, dat één der voorouders van Pieter Teyler van der Hulst, THOMAS TEYLER, een edelman was in het Westen van Engeland. Deze had verscheidene zonen waarvan ·de jongste, ook een Thomas "resolveerde" met nog enige Engelse Heren, omwille van de belijdenis van het geloof en met medeneming van het aanwezige geld en een Bijbel, zijnde nagejaagd en ontdekt door enige van zijn broeders, vluchtte naar Holland in 1580". In Nederland kon hij zich betrekkelijk veilig voelen, want in 1579 was de Unie van Utrecht gesloten. Na lang aarzelen werd dit verdrag door het College van Ridderschap en Steden van Overijssel onderschreven, waardoor de Hervormde Godsdienst voor deze streken als die der Staatskerk werd erkend.

Thomas Teyler (1562 -1655) was gehuwd met Trijntje van de Kerkhoven. Zij waren doopsgezind en kregen 6 kinderen, waarvan bekend: een zoon .Jan, een zoon Thomas (die huwde met Mayke Noppen), een dochter Maria en een zoon Isaäk.

Een andere zeer bekende Teyler was Johannes Teyler, een Nederlandse schilder en graveur, aanvankelijk leraar in de Wiskunde aan de Academie te Nijmegen, waar hij geboren was en tussen 1650 en 1670 gewoond moet hebben. Deze legde zich uit liefhebberij op de schilderkunst toe en begaf zich naar Italie om zich hierin verder te bekwamen. Na zijn terugkeer stichtte hij in Nijmegen een school, waar getekend, gegraveerd en met kleuren gedrukt werd. Deze Teyler schijnt de uitvinder geweest te zijn van een manier om met gegraveerde platen in kleuren te drukken. In 1697 verscheen van hem een boekwerk "Architectura Militaris" met 41 platen en een door Stoopendaal gegraveerde titel. In de catalogus "Johannes Teyler -Nederlandse kleurendruk rond 1700", Nijmegen 1961 staan op pagina 17 enige opmerkingen van Genealogische aard. Zelfs een stamboom is in dit boekje gepubliceerd. Daaruit blijkt, dat de voorname Nijmeegse familie Teyler afstamt van ene Willem Teyler, "soldaat van Engeland", en vandaar ook wel Taylor geheten, die 1ste trouwde te Zutphen (1617) en 2de te Nijmegen (1637). Zijn nakomelingen, neringdoende in alcoholica, zaten ook in de Nijmeegse vroedschap.

Volgens mondelinge overlevering (zoals W. H. Dingeldein ook in zijn boek "Het Land van de Dinkel schrijft" verhaalde men in Losser, dat de eerste Teyler uit Engeland afkomstig was. Hij zou daar de hand gehad hebben in het voorspel tot de terechtstelling van Maria Stuart en gevlucht zijn voor de wraak van de Schotse adel. Maria Stuart werd 18 februari 1587 onthoofd. Een andere overlevering verhaalt, 'dat deze Teyler betrokken zou zijn geweest bij een bankschandaal, waarop hij zich aan de arm der justitie had onttrokken door de vlucht overzee en de vestiging in een afgelegen streek, waar niemand hem kende.

Voorgaande overleveringen kunnen bevestigd noch ontkend worden.

Jan Teylers & Maria Froen

Op 9 januari 1718 kiest JAN TEYLERS (StamboomI1618)

door zijn huwelijk met MARIA FROEN (StamboomI1617)

, Losser als vaste woon- en verblijfplaats. Het is de eerste keer dat een Teylers in de annalen van Losser genoemd wordt.

Jan Teylers en Maria Froen, die sedert 9 januari 1718 bij haar ouders in het Teylershuis inwonen, wordt op 8 oktober 1718 een dochter geboren, genaamd Janna (StamboomI1621) . Wij komen haar naam en geboortedatum alleen tegen in de aantekeningen die Ds. Hulsken maakte in zijn Bijbel, thans eigendom van de Heer B.G., Cromhoff, Deurningen. Daar ook geen doop en sterfdatum vermeld is, bestaat het vermoeden dat dit kind geen lang leven beschoren is geweest.

Op 7-4-1722 wordt het huwelijk gezegend met een zoon THEODORUS TEYLERS (StamboomI1622)

en op 13-6-1727 met een zoon genaamd HENRICUS TEYLERS (StamboomI1623)

.

Genealogisch register van Jan Teylers

Zie hier het genealogisch familieoverzicht of het genealogisch register

Niet lang daarna op 17 november 1727 is het huis in rouw gedompeld, want dan overlijdt Derk Froen, terwijl zijn vrouw Martha Christina Geerligs hem nog binnen het jaar volgt op 7 augustus 1728. De nalatenschap van Derk Froen is hiervoor reeds beschreven: Jan Teylers kan het vakwerkhuis nu het zijne noemen. Behalve het vakwerkhuis was ook de rest van de nalatenschap niet te versmaden als men bedenkt dat Derk Froen in 1724 reeds werd aangeslagen in het Register van 1.000 ste penning voor een bedrag van f. 1. 000,- (S. A. 2547). Betreffende de verdere inkomsten van Derk Froen is de volgende akte uit het Kerkenrekenboek der N. H. Kerk Losser bekend:

Note : ook nog opnemen gedeeltelijk bij Derk Froon

“Heeft de Koster voor 't haalen ende brengen van ’t doopwater eenen stuiver voor ieder kind dat er gedoopt werd. Dese bovenstaande posten zijn van de schoolmeester ende Koster DERK FROON ende van sijn onderkoster GEERT VAN HENGEL opgegeven ende uit haaren mond opgeschreven door de Heer Pastor HENDR. KELLER in de tegenwoordigheid van HERMAN SCHULTE HONIGLO en BEREND LENTFERT als kerkmeesters nevens "GEERLIG TER BENT als ouderling ende WILH. GROOTHUIS als diaken op 4 Julij 1726 met bijvoeging dat 't huis of huisstede van de schoolmeester en kster verwildert is en het is ons allen bekent dat gemelde Derk Froon sijn woonhuis selg opgebouwd heeft.”

Dat Jan Teylers van stond af aan reeds trachte zijn geldelijk bezit danig te vermeerderen, blijkt uit de volgende akte:

“1727 – De wijl nu een schoolmeester ende koster, die om met klokken te luiden tot den Godsdienst enden over de Boeren dooden noodsakelijk medehelpers moet hebben ende beloonen van ’t bovenstaande tractement so van de school als kosterie niet wil en kan bestaan, so heeft de Hooggeb. Heer van Raesfeld op Twikkelo bij Delden, sijnde Landdrost van Twenthe, op request van enige ingezetenen de opkomst van Antonien Martini Vicarie, gelegen te Losser, an de schoolmeester en custos DERK FROON tot een supplement van sijn geringe tractement daarbij gevoegt 5 Augusti 1686 met expresse conditie om jaarlijks uit deze Vicarie vijf en twintig Gulden uit te keren an de Pastorie.
Als nu gemelde Derk Froon in 't jaar 1727 -17 November overleden was, so heeft sijn dochters man, JAN TEYLERS, alle krachten ingespannen om deze Vicarie van des Schoolmeesters en kosters tractement af te scheuren ende an sich te brengen onder voorwendsel, van een van sijnen soons, die volgens het Doopboek nog seer klein sijn, te laten studeren niettegenstaande sijn schoonvader dese Vicarie als schoolmeester hadde genoten en de adjunct op 't selfde tractement. van sijnen schoonvader beroepen was."

De kerkelijke gemeenschap gaat er daarom niet mee accoord dat Jan Teylers de opbrengst voor het koster- en schoolmeesterschap tot eigen voordeel aan zich trekt. Aan de opvolger van Derk Froon, Hermanus Verbeck, schoolmeester, werd de opbrengst van deze Vicary toegekend.

Lees verder over de uitbreiding van het Teylershuis [Teylerhuis#Uitbreiding Teylershuis]

Bezitsvermeerdering

In 1730 verkocht de Armenstaat van Oldenzaal de halve Lossersche windmolen voor 2046 gld. aan Jan Teylers.

In 1742 doet Jan Teylers andermaal een poging onrechtmatig markengrond in zijn bezit te krijgen, want bij acte van 15 Julius 1742 (R.A.O.40634) protesterende gezworenen van de Marke Losser hevig tegen het feit, dat

“Jan Teylers buiten kennisse van de Goedsheeren en tegens de wille van de Boer-mannen nabij Losser Windemolen op het gemene Veld een huys, een grote getimmerte geset, daarbij een Tiggelerij (een steenbakkerij) aangelegt en de gemene gronde vergraven is, hetwelke tot seer groot nadeel so wel in plaggen maeyen als uitdrift der beesten voor de Gemeente is.”

Maar de boeren hadden bij hun protest niet de medewerking, doch de tegenwerking van hun Boerrichter. Vanwege zijn vele eigendommen in de Marke Losser was dit de Advocaat Gerh. Joan Nietert uit Oldenzaal met wie Jan Teylers veel zaken deed. Bij acte van 17 Janurri 1742 had deze Boerrichter ten gunste van JanTeylers dan ook verklaard:

“So is 't dat, ik in aanmerking so een logie of getimmerte geen nadeel aan de gemeente kan aanbrengen, daarinne mits desen confentar ie sodanig nogtans dat Jan Teyler sig bij renversaal verbinde daarvan geen woninge te sullen maken maar dat selve naar verloop van die tijd renoveren.”

De Teylers verkregen wederom onrechtmatig Markengrond in hun bezit en in 1760 lezen we:

“De logie van Mr. Teylers tot een woninge gemaakt en ongeveer bij aangemaakt een mudde Lant.”

Teylers' Leemkuil en Teylers’ Kleikamp herinneren nog aan dit Tichelwerk.


Aankoop boerderijen in de Marke Losser

"Op 3 Februari 1743 hebben voornoemde advocaat Dr. Gerh. Joan Nitert (ook wel Nietert) en Jan Teylers aangekocht van den Eerw. Heer Joan Henr. Heijdeggers en deszelfs vrouwe Agatha van Berentrecht, de erven:

Roterman Heersche Dengeman Nijland Mollerink Bookholt Kolker Snoyman (De Lutte) Lansink (Hasselo)

luidt koopcedel Groningen den 3 Februari 1743 en accoord Leijden 16 Januari 1746. Dit laatste is gedaan door den Heer Balthasar Eberhard Withof, domheer des Kapittels van Sint Pieter te Utrecht, voor zich zelf en als gevolmachtigde van zijn eheliefste Agatha Margaretha van Berentrecht voorn en mede caverende voor de onmondige kinderen bij wijlen zijn antecessor den Eerw. Heer Johan Henr. Heijdeggers ehelijk verwekt.

De verdeling dier erven bij loting, tusschen G.J. Nitert en J. Teylers is geschied binnen Losser, den 4 Sept. 1746 ten overstaan van Wilh. en J. Nilant als getuigen.

Aan J. Teylers zijn toegevallen: Roterman, Dengeman, Bookholt en Lansink. Aan G. Nitert: Mollerink, Kolker en Snoijman, terwijl het erve Heersche is doorgedeeld, en ieder daarvan de helft heeft ontvangen.

Dr. Nitert kreeg ook het erve Nijlant, doch heeft dit spoedig daarna verkocht aan Nijlant.

Jan Teylers kon zich na aankoop van deze erven de rijkste man van Losser noemen.

In 1724 kwam hij in het "Register van de 1000ste Penning" nog niet voor en in 1748 laat hij zich bij de volkstelling nog inschrijven als "ambagtsman".

Enkele jaren na de aankoop van de erven is Jan Teylers op 9-6-1750 overleden. Zijn vrouw is dan reeds ziek; het dagboek van Aleida Leurink vermeldt hierover:

“12 Januari 1751: 0m 3 uur smiddags dominé bij vrouw Teylers wiert gehaalt edoch lag zonder spraake, an de eene zijde, meene regter zijde, geroert is, an dat andere been boven de knie zij kanker hadde, heel weg vreten, eenige jaren al had.
14 Januari 1751. Weduwe Teylers eerst gestorven is.”

Bij al de rijkdom is die van het grootouderschap niet voor hem en zijn vrouw Maria Froon weggelegd, want hun beide zoons, Theodorus, geb. 1722 en Henricus, geb. 1727 zijn dan nog ongehuwd. Theodorus is ongehuwd gebleven, maar op 17-4-1761 trouwde Henricus met Aleida Stroink (StamboomI1624)

(1739 -1797) dochter van de Enschedese burgemeester Hermannus Stroink {TNGlink|I1625}} (ook fabrikeur) en Anna Margaretha Keller (StamboomI1626)

.

Zie hier de

Aleida Leurink was de grootmoeder van Aleida Stroink.

Henricus Teylers en Aleida Stroink kregen 7 kinderen, maar zo goed als het hun in het zakelijke leven verging, zo zwaar was hun familieleven.

Genealogisch register van Henricus Teylers & Aleida Stroink

Zie hier het genealogisch familieoverzicht of het genealogisch register

Op één na hebben zij alle kinderen ten grave moeten dragen.

  1. 1. Maria geb. 13-03-1762 overl. 14-05-1787, 25 jaar
  2. 2. Anna Margareta geb. 25-06-1763 overl. 21-09-1765, 2 jaar
  3. 3. Jan geb. 12-07-1765 overl. 06-11-1766, 1 jaar
  4. 4. Jan (Maire) geb. 13-04-1767 overl. 19-02-1817, 50 jaar
  5. 5. Hermanus geb. 13-04-1768 overl. 14-03-1769, 1 jaar
  6. 6. Anna Margareta geb. 22-07-1770 overl. 30-05-1773, 3 jaar
  7. 7. Hermanus geb. 17-09-1774 overl. 10-08-1794, 20 jaar.

Theodorus verblijft bij zijn schoonzuster en broer Henricus. Hij is zeer gehecht aan hen en hun kinderen zijn hem zeer dierbaar.

Vier kinderen stierven beneden de leeftijd van 4 jaar.


1785 - Maria Teylers huwt Joahnnes Timon Hulsken

De oudste dochter van Henricus Maria Teylers (StamboomI1627)

(geb. 1762) huwde op 29 november 1785 met Dr. Johannes Timon Hulsken (StamboomI1634)
uit Oldenzaal, zoon van een Oldenzaals juristengeslacht. Juist op de dag dat zij één jaar getrouwd zijn, wordt hun eerste zoon geboren: JOHANNES HENDRIKUS HULSKEN (StamboomI1635)

. Na de geboorte kan de jonge moeder evenwel niet beter worden. Zij wonen te Oldenzaal, maar Maria, ziek als ze is, verlangt terug naar Losser, naar het oude vertrouwde Teylershuis. Uit het kraambed is zij niet meer opgestaan, zij sterft op 14 mei 1787 in de ouderlijke woning. De baby blijft vooreerst bij zijn grootouders, maar de verhouding tussen hen en Dr. Hulsken laat te wensen over zoals blijkt uit de lange verhandelingen over de persoonlijke eigendommen van de overledene. Ook is er onenigheid over de opvoeding van de kleine Johannes en in 1789, als het kind bijna 3 jaar oud is schrijft Dr. Hulsken aan zijn schoonvader:

“Vermits ik gisteren van uw Edele hebbe gehoort, dat mijn zoon het stamelen zoude aanleren van de stamelende kinderen van Losser, waarmede hij verkeert, der-halven weet ik daar geen beter raad voor, als dat ik hem dat geselschap onttrekke, want het stamelen te leren is sekerlijk een groot quaad en waar van de kinderen niet ligt zijn af te brengen, en so mijn soon een stamelaar wierde dan was hij ook onbekwaam om een goed advocaat te kunnen worden, derhalven versoecke mij te termineren den dag wanneer ik mijn soon kan afhalen, en ten diene einde sal ik en mijn meid met een wagen komen.”

Vijf jaar later in 1794 later voltrekt zich echter opnieuw een tragedie, als de jongste zoon HERMANUS (StamboomI1633) , 20 jaar oud, de gevreesde longziekte krijgt. Vader Henricus Teylers heeft dit alles niet kunnen verwerken en men heeft hem op 31 juli 1794 ten grave gedragen. Tien dagen daarna is het huis wederom in rouw gedompeld, dan sterft de zieke zoon Hermanus op 10 aug 1794.

Nog voor zijn overlijden heeft hij bij oorkonde een prachtige Statenbijbel, gedrukt in 1756 bij de Gebr. Keur te Dordrecht aan de Hervormde Kerk geschonken. Deze bijbel siert nog steeds de Kansel en wordt nog vaak gebruikt. Ook schonk Hermanus de Kerk een koperen kaarsenkroon met twee rijen van zes armen. Op de bol treft men het wapenschild aan met daarop een hert. Op de andere zijde het opschrift: "Deeze kroon is gegeven door Hermanus Teylers gebooren den 17 Sept. 1774 en gestorven in Losser den 10 Augustus 1794."

Het wordt erg stil in het grote huis, zeker als nog geen jaar daarna Theodorus Teylers (StamboomI1622)

op 15 April 1795 ten grave gedragen wordt. Hij had geen nakomelingen en vermaakte al zijn bezittingen aan zijn schoonzuster Aleida Stroink, t.w.
  1. 1. De Losser Windmolen met de daar digt bij staande 2 huyzen en 2 schoppen, de Oude Molengaarden met de Nieuwe grond, bouwland op het Kopsewe Rot aan de Molensteege; in den Veldgaarden, de hooymate en weidemate op de Hasselt, de grasbrink in de Patte of Boekholts Kamp, hooybrink aan de Molenmars, gaardenland Kopsewer Hoff aan de Welperdijk.
  2. 2. de Kleikamp
  3. 3. het erve en goed Doekholt met den Voskamp
  4. 4. het erve en het goed Roterman met den Kolderkamp
  5. 5. het erve en goed Dengeman
  6. 6. Een groothuis annexe het daarbij staande kleine huisje, het brouwhuis met brouwketel, staande ten Westen van het huis van Berend Luierink.
  7. 7. het zogenaamde "Nieuwe Huis" met de hof oostwaarts van het huis van Berend Luierink gelegen.
  8. Verder nog diverse percelen grond, totaal 16 kavels.

Aanvankelijk dacht Jan, die nu nog met zijn Moeder, Aleida Stroink, alleen overgebleven was, dat hij ook zou delen in de nalatenschap van zijn oom Theodorus. Hij gaf aan dat zijn oom hem "ab intestato" 16 parcelen toegekend had. Zijn moeder gaf op gelijke datum (8 Junius 1795) aan, dat zij als gevolg van testamentaire dispositie de dato 23 aug. 1794, deze goederen had geërfd. Op 23 januari 1796 maakt Aleida Stroink aan het gericht bekend, dat de aangifte van de 16 percelen vaste goederen, zoals haar zoon Jan op 8-6-1795 ten protocolle van den 50sten Penning heeft aangegeven, per abuis en bij vergissing is geschied, en dat zij als geïnstitueerde erfgename van wijlen zwager Theodorus erft.

De Kooplieden H. en Th. Teylers

Theodorus (StamboomI1638)

was de mulder en beheerder op de Teylersmolen, de STENDERKAST die even ten noorden van het dorp lag, juist daar waar de wegen naar Denekamp en De Lutte zich splitsen. Hij en zijn broer Henricus (StamboomI1637)
dreven bovendien handel in linnen, koffie en olie, maar ook in onroerende goederen. Het linnen dat men opkocht bij de talrijke huiswevers die hiervoor dag en nacht in touw waren, werd verhandeld naar Amsterdam. Ook hadden zij handelrelaties met Deventer, Munster en Hamburg.

Zij waren kooplieden van betekenis, want menige brief die zij kregen was geadresseerd: "Aan de Heeren H. en T. Teylers, seer voorname "cooplieden tot Losser". Hun samenwerking was zo hecht dat onbekenden hun brieven ook wel richtten tot "De Heer H.T. Teylers", en een ander adres Anno 1766 luidt: "De Heere Henricus, Theodoor Teylers, Coopman in Linnens". Zij waren dus echte linnenreders of fabrikeurs. Uit deze tijd dateert waarschijnelijk ook het luiwiel, een soort hijswerk op zolder, waarmede men de koopwaar naar boven hees. Restanten daarvan zijn in het gerestaureerde Teylershuis thans nog aanwezig, zelfs resteren nog plukjes touw op het hijsstuk.

Ze deden goede zaken, want volgens Het Register van de 1000ste Penning moesten zij betalen van ƒ 16.327,-; dit was verreweg het hoogste bedrag van heel het Dorp en de Marke en hoewel Ds. Keller bekend stond als zeer vermogend, hij betaalde van ƒ 6.200,-, en de Weduwe Holst van ƒ 5.757,- streefden de Teylers hen grandioos voorbij.

Het bezit van Jan Teylers met zijn zoons Theodorus en Henricus werd in die dagen met de volgende vaste goederen vermeerderd:

Verdere aankopen en nieuw aangemaakte gronden

  • 24-3-1757 heeft Henricus Teylers aangekoft van BEREND LENTFERT twee stukken gaardenland voor ƒ 300,-.
  • 10-8-1757 Jacob Keilvers aangegeven dat van de kinderen van HERM LUCAS heeft aangekoft Theodorus Teylers een stuk bouwland, de PENNEKAMP, voor ƒ 216,-
  • 4-11-1759 heeft SWAFERT AGTERHUIS te Losser aangegeven in September I. I. gekoft te hebben van Th. en H. Teylers de halve zgn. HUISSTEDE met daar aanliggende grasgrond voor ƒ 250,-.
  • Dito heeft LAMBERT HAKE aangegeven dat hij in September heeft aangekoft van Th. en H. Teylers het land de z. g. GROTE MIDDELSTRENGE uit het Erve Heersche voor ƒ 400,-.
  • 3-10-1760 GERRIT BOERRIGTER en ENCELE KUIPERS verkopen aan Th. Teylers de eigen toebehorende behuizinge en aanleggende grond gelegen binnen het Dorp Losser naast het huis van BEREND LIPPINKHOF met alle de inboedel des huizes, den BORGERSGAARDEN, een hoek grond agter Borgershuis in den HOF, hoekje grond in het VOSWINKEL, grond in den HAMGAARDEN, een hoek in de z. g. SALDERMATE, voor de somma van ƒ 677 en 5 stuiver.
  • 1762 heeft Th. Teylers van de Ridderschap uit het SWEERINK gekoft een stuk bouwlands in de LOSSER ESCH voor ƒ 1610,-.
  • 1762 Th. Teylers nog gekoft een hook aangemaakte veldgrond uit het SWEERINK voor ƒ 90,-.
  • 2-5-1762 Doet Dr. Nagel overdragt voor mij en keurnoten J.Hulsbeke en Gerrit Detert aan Th. en H. Teilers en aan de boer JAN GREVE van zodane landerijen als deselve en laatste hoyland genaamd DE WELPE. (Recht. Archief -Landgerigt Oldenzaal).
  • 10-8-1762 heeft H. Teylers aangegeven dat hij voor omtrent 6 weken heft aangekoft van de Heeren van de Ridder schap de KORTE WIG - GERS PLAATSE te Losser voor ƒ 2200,-.
  • 11-5-1763 Ik Hendrik Jan Bos certificere dat Dr. Benj. Nagel verklaart dat de koopman Th. Teylers aan hem had voldaan den vollen koopsom van het stukke bouwland uit het Erve Sweerink te Losser gelegen in DEN ESCH, het AGTERSTUKKE aan de HOGEN WEG, 3 mudde 3 sch. ¾ sp.
  • 9-11-1763 JAN DEPPENBROEK en ALE SCHOLTE HONIGLO desselfs huisvrouw bekennend schuldig te sijn aan Koopman Th. Teylers ƒ 50,-.
  • 21-3-1764 gekoft van Jan Greve een vierde part van een huis en een vierde part van de bijliggende grond, mestvaalten, uitdriften met alle aanhorige regten staande aan het huis van Hermen Keilvers en bij dat van Evert Loerman in Dorp Losser.
  • 1764 Volgens het Verpondingsregister v. nieuw aangemaakte gronden betalen de Erfgenamen van Jan Teylers voor bouw en gaarden land in: Klandshoff, Borgerskamp, 't Voswinkel, Bookholtskamp, den Veltgaarden, Mollemansgaarden, in 't Nije, in den Blomen gaarden, bij 't Nijhus en in de Stege.
  • 4-2-1765 HENDRIK ROBERTINK bekent op 5 -1 -1764 verkoft te hebben aan Henr. T. den opstal aan het huis van wijlen GERRIT SPYLE voor hem gerigtelijk aangekoft, staande naast JAN VAN HENGEL zijn huis en het Hofken van den koper in het Oorp Losser met alle zijn regt ende geregtigheid, als uitdrift, begraafenis als anders mits dat den aankoper het selve huis ten eerste moeste wegnemen met zijn fondamenten behoudende den verkoperde Huis plaatse aan zig in eigendom met alle lusten daarop.
  • 31-7-1765 .. cerficere, dat HENDRIK LIPPERS uit Losser en GRIETE DALMANS zijn huisvrouw verkoft hebben aan H. Teylers hun eigendomelijk toebehorende huis en bijliggende grond met den gehelen inboedel, staande het huis even buiten Losser, met uitrit en begraafplaatsen.
  • 17 -11-1766 Dr. Nitert verkoopt aan GERRIT HEERSCHE en GEERTKE SWAFE RINK behuizinge en land van het Erve Heersche te Losser, datgene wat hem bij de deling met Teylers is toegevallen (Recht. Archief no. 3).
  • 1767 In het Register der Vermogende Personen d.d. 15-4-1767 van Dorp Losser staat de familie Teylers als volgt te boek:

Theodorus Teylers - Broer Hindrik en vrouwe Aleida. Knegt: Hindrik Meid : Jenneken 5 personen. Volgens het Register van Onvermogende Personen van dezelfde datum is Theodorus Teylers dan Setter van het Dorp evenals Jan Beernink en Gerrit ter Bent.

  • 9-3-1769 HERMEN ZUTHOF ALBERT ZOON en GESINA GREVE zijn huisvrouw bekennen verkoft te hebben aan Th. en H. Teylers ongeveer ¼ dagwerk hoyland gelegen in het Hofken zuidwaarts van Teylers Hooybrink en naast den hooybrink van de erfgenamen van HERM SWAFERINK en met den enen einde aan de MOLENMORS, voor de somma van ƒ 70,-.
  • 21-12-1771 JAN WIERINK verkogt aan Th. en Henr. Teylers twee stukken land zijnde vrij en allodiaal, zijnde het ene grasgrond en gelegen in de z.g. AALSGAARDEN, groot 5 sp. Iiengesay bij het land van de Wed. Jan Hendrik Lippers, het tweede gelegen in de z.g. OLDE MULLERSKAMP zijnde 6 sp. bouwland langs het land van Thomas Za- meland voor de somma van ƒ 260,-.
  • 1773 den 25 November:

Register van aangemaakte gemene Markegronden: Berent Welpelo-Teylers bij het Zoddenhuis met de huisplaatsen, ang 80 treden, breet 37 treden. Teylers bij het Weunershuis van het Oengeman een streepe lang 40 treden, breet 2 treden. De huisplaatse lang 10 tr., breed 9 tr. Teylers bij het Lutke Swaferink een streep aangemaakt. Teylers Kleikamp van de Heeren van de Ridderschap aangekocht.

  • 2-7-1774 JAN BENNEKER en zijn huisvrouw GEERTRUID LIPPINKHOF ver klarende verkoft te hebben aan de kooplieden Th. en H. Teylers een hoek gaardenland in den KOPSHOVERGAARDEN, ruim 1 spint land, alsmede een stukke bouwland of de GROOTE MAATE, groot 2½ sch. Nog 2½ spint bouwland gelegen in de LOSSER ESCH.

Rheda,

  • 26-11-1779 Wij Moritsz Casimir, Graaf tot Benthem, Tecklenborg, Steinfurt en Limborg, Heer tot Linge, Rheda, Wevelinghoven, Hoya, Alpen en Helfenstein, Erffoogd tot Ceulen en wij Helena, Charlotta, Sophia, Gravin van Sayn tot Wittgenstein, echtelieden, oorkonden en betuigen verkoft te hebben onse halve WINDMOLEN te LOSSER

an de gebroederen Theodorus en Henricus Teilers, vrij en onbezwaard voor enen somma van 3000 Caroli gld. Hollands. Uit een andere concept-koopbrief blijkt, dat de Graaf uit genegenheid een vaatje oesters toegezonden kreeg. .

  • 1783 Aug. 22 hebben de Heren Verwalter, Markenrigter, gecommitteerdens en Gesworens der Markte Losser de volgende gronden ge-examineert en opgenomen: (het schepel gerekend tegen duizend vierkante treden):
    • Teylers heeft aan Boekholtsgaarden aan gemaakt een Telgenkamp 20 treden lang, breed 17 treden.
    • Nog heeft Teylers aangemaakt aan sijn Kleikamp een hoek grond lang 52 treden, breed 36 treden.
    • Den Dannenkamp met fraije opgaande Jonge Dennen legen Den- gemans Weunershuis aan kooplieden Teylers gehoren lang 68 treden, breed 14 treden.
    • Nog aan zijden het Weunershuis van Dengman een strijpe grond aangemaakt, lang 44 tr., breet 9 tr.
    • Nog bij het regte Dengmanshuis aan het Rhuven Kampjen een strijpe grond aangemaakt, lang 71 tr., breet 5 tr.
    • Nog een Dannenkamp met fraije Jonge Dennen tegen de Schoppe van Dengman en tegen de Telgenkamp met de Schoppenplaatse, 1. 40 tr. br. 33 tr.
    • Bij het Weunershuis van Roterman aan de kooplieden Teylers gehoorende aan den Noordkamp een strijpe aangemaakt, lang 60, br. 2 tr.
    • Teylers aan haren Wilkensgaarden aan te maken en te kopen een hoekje grond lang 18 tr., breet 6 treden.
    • Teylers hebben een huis geset op de gemeente en de grond die zij daar bij willen aanmaken en kopen is lang tot haren Kolderkarnp 88 tr., breet 36 tr.
    • Nog een gere grond bij die grond aan lang 42 tr., breed 2 tr.
    • Teylers een hoek grond aangemaakt tegen Rotermans Noordkamp lang 122 treden, breet 63 treden.
    • Nog Teylers een hoek grond aangemaakt tegen Rotermans Noordkamp bij het Weunershuis lang 118 treden, breet 52 treden.
  • 6-1-1785 GERRIT JAN LEMME bekenne in de maand Juli 1783 aan de koop- man Henr. Teylers verkoft te hebben zijn eigendomelijk toebehorende halve huis met de bijliggende halve grond gelegen aan Evert Loerman en het huis van Hendrik Keilvers in het Dorp Losser voor ƒ 184,- 3 st.
  • Dito dat de kooplieden H. en Th. Teylers aan hem hadden voldaan den vollen kooppennink van het halve Erve DE KORTE WIGGER, gelegen in de Boerschap Losser, beswaard met ƒ 2,- koppelgeld, een spint rogge jaarlijks en 1 brood om 't andere jaar aan de Koster te Losser. Voorts het BEKSTUK zoals op 9-7-1762 door H. Teylers aangekoft.

Uit het voren staande blijkt, dat de Teylers het eeuwenoude markerecht met voeten traden en de grond, toebehorende aan de Markeboeren stukje bij beetje in eigen bezit namen. Ais de gronden aangemaakt waren betaalden zij een gering bedrag ervoor, namelijk ƒ40,- per schepel. De boeren protesteerden hiertegen wel, maar de boerrichter en de richter van Oldenzaal waren op de hand der Teylers. Zodoende waren zij niet opgewassen tegen de infiltratie der Teylers die steeds meer van de Markegronden wisten af te knabbelen. Een eeuw daarvoor toen de Graaf van Bentheim nog erfholtrichter was, werd er nog streng de hand gehouden aan de Markerechten. Een oudoom der Conraad Froon (StamboomI1316) , die in 1682 probeerde plaggen temaaien op markengrond, verging het indertijd slecht. Hij Was daarmede bezig op het Hannekerveld, doch toen de Markeboeren het ontdekten, ontstond er hevige twist, waarbij Conraad Froon dusdanig verwond werd, dat hij 11 dagen daarna overleed.

Het "Register van Aangemaakte Gronden" van 25-9-1786 werd onder meer getekend door de Setters van het Dorp, te weten Theodorus Teylers, Henricus Teylers en Jan Berent Roeterink. Zij waren dus in de gelegenheid hun eigen daden goed te keuren, met andere woorden: tegen de aantasting der Markegronden viel door de gewaarde erven in die tijd niet veel meer in te brengen.

Theodorus Teylers - Kerkmeesters

De gebroeders Teylers waren niet alleen voorname kooplieden en machthebbers in het Dorp, maar ook in de Kerk. Zoals uit de volgende stukken moge blijken, bekleedde Theodorus ook het ambt van Administrator en Kerkmeester (dus 2 functies binnen de Kerkeraad). Volgens het Markeboek van Losser werd op 18-9-1755 een holtink gehouden en in het verslag daarvan lezen we:

"Wat het 4e punt betreft wordt de Heer Theodorus Teylers, Kerkmeester, gequalificeerd om de eikenboomen op de Pastorieengrond in dit punt gemeld, alsmede op den Kerkengrond staande, publicaan de meest biedende op een bekwamen tijd te verkoopen en het portaal voor de Kerk te maken, mitsgaders om de trappen van het orgel binnen de Kerke te maken (tevoren klom men uit de St. Maartenstoren op de orgelbeun) en zoo derselve te verplaatsen en daarvan op den naasten Hol-tink verslag en verantwoording te doen".

De hierna geciteerde brief d.d. 23-11-1757 van Theodorus Teylers is gericht aan den Weledelen Her Markenrigter en Heeren Geerfden der Marke Losser en behelst het verzoek om als administrator te worden aangesteld:

"Theodorus Teylers geeft U WeledeIen met behoorlijk respect te kennen hoe dat wijlen de huisvrouw van den predikant Keller mede voor jaren overleden, gemaineert heeft de Kerken en 's Raden van de Losser Kerke: dat nu diensvolgens vereischt wordt, dat er een nieuwe administrator worde aangesteld: heeft de remonstrant gemeend , " sich dienswege bij Uw Edele te moeten vervoegen als bij het wel administreten der Kerke en 's Raden geinteresseerd zijnde en te verzoeken dat Uw Edele, hem remonstrant, als kennelijk in de Marke geerfd, daartoe gelieve te nomineren en aan te stellen, veerdig zijnde des jaarlijks prompte rekeningen te doen en hetzelve dusdanig waar te nemen, dat voor degelijk onberispelijk zijn, ja ook desnoods vereischt, sufficiente borge te willen stellen.

Dit doende 1757 - get. Theodorus Teylers

Dat er nog heel wat personen aan te pas kwamen om dit verzoek goed te keuren moge blijken uit de reeks van mede-ondertekenaars, die door hun eigendommen in de Marke het recht hadden ook in kerkelijke aangelegenheden hun stem uit te brengen:

"Het versok deses is mij lif, Losser 23 november 1757 Wim Swaferink per order van min Vader. Het versok dese aprobere oorkonde min hant, dit is het hantmerk)* van Berent Kolkers. Gerrit Lippinkhoff als getuige. 
Dit is het hantmerk)* van Y Nijlant.
In het versorgte deses akodere Gil Loeff
Het versochte wordt van mij verackordert of appebert Wed. Gert Huls
Namens des Hochw. Stiffs Metelen wirdt het versogte geaccoordeert: B. H. Wen-nekinck
In het versorgte deses voor soverre mij aangaat, accoorde: G. J. Nitert, markenrig-ter van Oldenzaal.
In het versogte deses voor mij accorde: Benjamin Nagel, gga
Kome mede het versogte de·ses voor soverre accordere: Oldenzaal -D. U. Verroten gga.
Is het versorgde mij betreft accordere Ahuys, 22 November 1757 -M. ter Broek
verder nog:
Bernardus Nieuwenhuis Setteren Dorp Losser
Christgen Nieuwenhuis Jan Beernink
Ja. Adolph Bloemen Herman Keilvers
A. Suermans -Wed. Michorius Barent Keilvers
Hendrik Ja. Bos, Richter
Burchsteinfurt: J. C. Buch –Prorector
)* Merktekens
Berent Kolkers   Y Nijlant

Het Kerkenrekenboek van Losser informeert ons als volgt:

Aldewijl door het versterf van wijlen de huysvrouwe van de Pastor Henr. Keller (Aleida Leurink) tot Losser het Kerkmeesterschap over de intraden der inkomsten is komen te vaceeren en in des overledens plaats reeds door den Markenrigter en andere Geërfders aangesteld is THEODORUS TEYLERS tot Kerkmeester, onder die verspreckinge als bij acte van aanstellinge of request te zien.

Zo is het dat wij, onderschreven boermannen van Losser bij desen verklaren, dat het ons lief en aangenaam is, dat de gemelde Theodorus Teylers waarneme en bekleede het gemelde Kerkmeesterschap, doende in conformité de belofte bij de requeste en acte van aanstellinge voorschr. oirkonde onze handen of handmerken: get. Swafer Lüsijnck Gerrit Elderink Lambert ter Denge Jan Wiggers Herman Boerigter Berent Lentfert Geerligh Kraasenberg Hermken Scholte Jan Borger uit order van m’n vader Gerrit Smit, order van m'n broeder Dit is het merk van: Deppenbroek Albert Wensman Jan Lange Wigger Gerfken Horskamp Hermen Schiltkamp Herman Sweerman Jan Regter Losser den 11 Maart 1758

De Kerkmeester was verplicht behoorlijke rekening en verantwoording af te leggen, zoals Theodorus in zijn verzoekschrift ook beloofde. In 1732 heeft die verantwoor-ding blijkbaar te wensen overgelaten, want zo lezen wij uit de stukken (no 244) van het Drostengericht Twenthe: Teylers en consorten tegen Kerkmeesters van Losser; aflegging van een behoorlijke kerkerekening; incompleet -geen vonnis!

Na het overlijden van Theodorus Teylers in 1795 volgt zijn neef Jan (ook wel Joan Maire) hem als kerkmeester op. Dat het vroeger lang niet altijd even zachtzinnig toeging, lezen wij in de protocollen van het Landgerigt Oldenzaal no. 1:

"1763, den 9 Junij: Heeft de Setter te Losser aangegeven'dat voorleden Donderdag eenige Engelse soldaten met de Ruiters"en enige Dorpsluiden zig in het huis van Theiler deerlijk geslagen hebben, zodat eenige Engelsen zelfs zouden gewond zijn. "Dit heeft de jongste zoon Theilers aan Nijkerk bekend gemaakt".

Vele goede dingen kwamen met medewerking der Teylers tot stand. Zo werd in 1766 een begin gemaakt met het bestraten van de zandwegen in het Dorpen in 1779 zijn neef Joan Keller en Henr. Teylers naar Hengelo geweest en hebben zich bij Wolter en Matheus ten Cate geïnformeerd over eene brandspuite: Anno 1779 den 14 Augustus is met de nije brandspuite hier gespuited over den toren van Losser.

"Op dato aan de menschen die aan de brandspuite arbeidden an beer 18kanne samen 27 stuivers en haar heden uit gedaan 2 Gl. 10 st. dat zullen zij alle jaar heb-ben als zij de brandspuite visiteren: een Rixdaler of een ½ tonne beer. Aan meester Luikas Barenkotte gedaan 3 Gl. 1 st. voor het onderrigten op wat wiese zij met de brandspuite moeten doen".

Als Kerkmeester kocht Theodorus Teylers op 31 Augustus 1785 voor de kerk een zilveren beker, te gebruiken bij de viering van het Heilig Avondmaal van de erven Hendrik Keller voor de som ƒ 21.12.0. De beker toont een wapen en is gemerkt met de letters H. K. Als reden voor aankoop staat vermeld, dat de kerk geen beker bezat.

Jan Teylers (1767-1817)- Maire van Losser

Als alle broers en zusters, alsmede de vader en oom van JAN TEYLERS (StamboomI1630)

overleden zijn en hij nog alleen met zijn moeder, (Aleida Stroink) in het grote Teylershuis verblijft, denkt hij er over te gaan trouwen. Op 16 september 1795 treedt hij in het huwelijk met JOHANNA HETMANNA CRAMERUS (geb. 5-2-1765) (StamboomI1636)

, dochter van Ernst Wilhelm Cramerus en Lugretia Rustenbergh te Nordhorn. Volgens de grote Bijbel in het huis der Teylers vond dit huwelijk plaats te Nordhorn des morgens tussen 4 en 5 uur. Wat de reden van het vreemde tijdstip waarop het huwelijk voltrokken werd, geweest moge zijn, vermeldt de historie niet.

Uit het huwelijk van Jan Teylers en Johanna Hermanna Cramerus sproten 11 kinderen, waarvan Grootmoeder Aleida, die op 22-2-1797 overleed, alleen het oudste heeft mogen wiegen;

Genealogisch register van Jan Teylers

Zie hier het genealogisch familieoverzicht of het genealogisch register

Deze kinderen werden allen geboren in de Napoleontische Tijd. Door het Franse Bestuur werd Jan Teylers benoemd tot Maire van Losser. Sedert de inlijving bij Frankrijk beginnen dan alle acten met de woorden:

"Par devant Nous, Maire de la Commune Losser •••• " wat betekent: "Voor ons, Burgemeester van de Gemeente Losser •••• ". 

Met de Gemeente Losser werd toen bedoeld Dorp en Marke Losser samen.

In de Franse Tijd met zijn ongeregelde toestanden werd Jan Teylers volgens protocol no. 57 van het Landgerigt Oldenzaal eenmaal vervolgd wegens mishandeling van enige inwoners van Bentheim (1798 -1799). Over de afloop daarvan vermeldt de historie niets.

Na de Franse overheersing wordt de titel in 1813 gewijzigd in Schout, Jan Teylers blijft dus Eerste Burger van Losser.

Op 11 September 1808:

  1. geeft Jan Teylers aan op 29 juli 1.1. van de Erven Keller aangekogt te heb-ben een tiende uit het halve Erve Heersche in Losser;
  2. geeft Jan Teylers aan van de Erven Keller aangekogt te hebben een halve hooyrnate, genaamd Sweerink Maate;
  3. geeft Jan Teylers aan, dat hij op den 25 october 1.1. van het Rijk aangekogt heeft het 155 ste perceel zijnde een Steedigheid uit Egbertink in Losser groot 14 schepel rogge;
  4. den 25 sten van de Oogstmaand geeft Jan Teylers namens de Gerefor-meerde Gemeente te Losser aan, dat hij aan hun verkogt heeft een hoek grond zijnde eene huisplaats geweest van 't zoogenaamde Duggenhuis, groot ongeveer 3 spint, gelegen in 't Dorp Losser. Deze grond was bestemd om er de Nieuwe "Gereformeerde Kerk" op te bouwen en op last van Koning Lodewijk, broer van Napoleon, verrees in 1810 op deze plaats het Waterstaatskerkje, thans het kerkgebouw der Ned. Hervormde Gemeente.

In 1817 werd de Gemeente uitgebreid met de Marken De Lutte, Beuningen en Berghuizen.

Op 19 Februari 1817 komt Jan Teylers, Schout van Losser, te overlijden. Hij was toen nog maar 50 jaar oud en volgens de aantekeningen van Ds. Hulsken "is hij seer schielijk gestorven, hebbende des avonds van de vorige dag onder syn peerd gelegen”. Hij is dus door een ongeluk om het leven gekomen.

Na de dood van zijn vrouw Johanna Hermanna Cramerus op 14 mei 1819 voIgt nog in datzelfde jaar de boedelscheiding. Onder de 9 nog in leven zijnde kinderen wordt het kapitale familiebezit verdeeld. De waarde vande erfenis bedraagt voor ieder kind ongeveer f. 10.000, - een respec-tabel bedrag voor die tijd. Bij de verdeling kreeg o.a.:

  1. . Hendrikus - het erve Roterman
  2. . Theodorus Ernst Willem - het Teylershuis en de windmolen
  3. . Hermanus - het erve De Korte Wigger en de Heersche
  4. . Christina Maria - het erve Kraesgenberg
  5. . Albertus - het erve Bookholt
  6. . Johanna Hermanna - het erve Dengeman
  7. . Johannes - was al overleden
  8. . Derk Jan - de Schrapperskotten
  9. . Johannes - was al overleden
  10. . Anna Margaretha - het erve Achterhuis
  11. . Janna - het erve Viecker.

Theodorus Ernst Willem Teylers - Molenaar - (1797-1823)

Het geslacht der Teylers zet zich in de mannelijke linie voort door het huwelijk van de 2de zoon van Maire Jan Teylers, namelijk Theodorus Ernst Willem Teylers (StamboomI1638)

die op 28-11-1819 huwt met Anna Catharina Costers (StamboomI1639)
(geb. 13 Maart 1801 te Gronau, overleden te Losser 18 Juli 1882).

Theodor Ernst Willem Teylers was molenaar en woonde in het Dorp Losser in het Teylershuis.

Uit dit huwelijk werden 2 kinderen geboren:

Genealogisch register van Ernst Willem Teylers

Zie hier het genealogisch familieoverzicht of het genealogisch register

Voordat de tweede dochter geboren werd, overleed haar vader, Theodor Ernst Willem aan de nog steeds in alle hevigheid woedende longziekte of tuberculose. Hij stierf te Gronau op 6 July 1823, alwaar hij ook begraven werd. Een half jaar daarna werd zijn dochter geboren en zij werd naar haar vader genoemd.

Anna Catharina wed. Teylers - Costers & Gerard Heinrich Mutert

Anderhalf jaar na de dood van Theodorus is Anna Catharina op 28-1-1825 hertrouwd met de molenaar Gerhard Heinrich Mutert (StamboomI1655)

die bij haar inwoonde.

Op 5 sept. 1825 werden alle vaste eigendommen der Teylers alsmede de inboedel getaxeerd door notaris Stork, H. Bonke en Os. J. H. Hulsken, voogd over de 2 minderjarige kinderen Teylers en verder traden als getuigen op C. Boekholt en Alb. Borggreven.

Na de taxatie beheerde Mutert de molen.

Tot de vaste goederen van de Teylers behoorden o.m.

  • een woonhuis (genummerd als no. 1 in het dorp) met een annex woonhuis te Losser
  • de korenmolen
  • 2 perceel bouwland aan de Molensteeg
  • het Krekkelingshofje, gelegen tussen de Wed. Keilvers en Hermannus Lippinkhoffs behuizinge
  • het Jongmanshofje -in de Kopshovergaarden
  • een hoekjen gaardenland
  • een per-ceel grasgrond achter het Hofje

Volgens het taxatierapport d.d. 9-9-1825 bevatte de inboedel des huizes o.m. een hoekbuffet, uithaaltafel, spiegel met vergulde rand, 7 stoelen met rode kussens - schilderijen -theestove -een blikke verlakte ketel -een tinnen verlakte koffiekan -porceleinen trekpot - 6 porceleinen borden met gaatjes – een kwispeldoor -visschotel - 14 wijnglazen - een bedkan - 4 kandelaars - 8 tinnen lepels - een glazenkast - kabinet - boven-en onderbed, ledikantpeluw met 8 kussens en 2 katoene dekens - een mahoniehouten kabinet - secretaire - grote spiegel met vergulde rand - 12 gemerkte stoelen - spiegeltafel - een rood porceleinen theeservies - zwartverlakt theebusje – 6 schilderijen - wit spuwbakje –opslagtafel - vuurmand – een groote Bijbel - een strijkijzer - zuurkoolvat – olievaatje - pan en panijzerzeef –een kagchel zonder pijpen - 5 presenteerbordjes – een verlakte lamp – een kleine lamp - 16 Delfse borden 2 dito schotels - schoorsteenkleed - een vuurhaal - een servies met Delfs theegoed - een mortier - een bl. confoor, theebusje, mosterdpotje en peperbus tinnen zoutvaatje - 3 tinne koffijkannen - een ledikant met rood behangsel - een wieg met 3 kussens - bedgordijnen - bedpan - wagenkistje - mangel, turfton -2 gele koperen schotels - blikken broodbak - koperen keteltje blikken mengel-tinnen bierkan - 2 tinnen 5chotels - tinnen voorlegger pannekoekmes - schuiver - 5 tinnen lepels - 5 vorkens, 3 messen, 2 leupens - bl. olijkan - kanne - 2 ijzeren potten - 2 koperen theeketels - koffiemolen - 3 aarden kannen - 40 beddelakens - 50 kno-penslopen - 30 tafellakens - 36 servetten - 20 handdoeken - 12 zakdoeken -16 neteldoekjes - 6 zilveren lepels - z. vingerhoed - z. belle signet en naaldekoker - 2 horlogies - 2 gouden oorringen - 2 vingerhoeden - zilveren knipbeursje

Uit het tweede huwelijk van Anna Catharina Costers, en Gerhard Heinrich Mutert werden 5 kinderen geboren:

Genealogisch register van Gerhard Heinrich Mutert ( -1847)

Zie hier het genealogisch familieoverzicht of het genealogisch register


Een kleinzoon van laatstgenoemde Vermeulen, wordt later eigenaar van de Teylersmolen.

Anna Catharina Costers (StamboomI1639)

moest daarom zeven kinderen grootbrengen, 2 uit haar eerste huwelijk en 5 uit haar tweede.

Haar zoon Jan Teylers (StamboomI1653)

en zijn halfbroer Juliaan Christiaan Mutert (StamboomI1657)
deden het werk op de molen.

Mutert sr. Kwam op 6 dec. 1847 te overlijden; juist vijf dagen vóór zijn sterfdag werd de verdeling der goederen tussen Anna Cath., zijn echtgenote, de meerderjarige kinderen Teylers en de minderjarige kinderen Mutert door hem afgetekend.

De molen werd nu toegewezen aan de kinderen Jan en Theodora Teylers (StamboomI1654) , resp. 26 en 23 jaar oud. Na het overlijden van de molenaar Mutert werd alles weer getaxeerd en het onroerend goed gedeeltelijk verkocht. De publieke verkoop, in 13 percelen, vond plaats in 1848 in het Logement van Blokhof.

1848 - Verkoop van het Teylershuis

Het Teylershuis, no. 1 in Dorp Losser, waar het gezin woonde, werd aangekocht door Ds. Samuel H.G. Hulsken, voor de som van ƒ 426, --.

Lees verder over de geschiedenis van het Teylershuis#1848-1886_Dominee_Hulsken_in_het_Teylershuis

Verhuizing naar het huis bij de molen

De Weduwe Mutert met haar zeven kinderen ging nu verhuizen naar het huis bij de molen aan de Lutterweg (Sectie H 709) en voordien bewoond door Hermelink. Omstreeks 1870 is dit huis door blikseminslag afgebrand waarbij alle schilderijen en veel waardevolle papieren verloren zijn gegaan.

Vanaf 1848 ondertekende de Weduwe Mutert, moeder van Jan en Theodora Teylers, alle stukken met "Molenaarster" tot aan haar overlijden in 1882, hoewel de molen toebehoorde aan deze reeds lang volwassen zijnde kinderen. Waarschijnlijk-door al haar levensmoeilijkheden was de Weduwe Mutert een vrouw geworden met een sterk overheersende geest.

Het viel in die dagen ook niet mee de zaak draaiende te houden. Zij en haar tweede man, maar ook Jan Teylers hadden al veel geld moeten opnemen o.a. in 1831 en 1834. Na de dood van haar tweede echtgenoot nam ze nog eens ƒ 4000,- hypotheek op van Carel Adolph Buddenberg, Koornmolenaar te Schuttrop in de Graafschap Bentheim.

Na de brand van 1870 toen het huis aan de Lutterstraat in de as gelegd werd, zijn Jan Teylers, zijn zuster en moeder alsmede zijn halfbroer Juliaan Mutert verhuisd naar de Froenstraat alwaar zij hun intrek namen in een boerenbehuizinge welke gelegen was tegenover de thans nog bestaande en zo geheel in het dorpsbeeld passende Smederij van Lemmink. Daar is de Weduwe Mutert gestorven op 18 juli 1882. Haar dochter, Theodora Ernestina Willemina Teylers (StamboomI1654) , bij de familie beter bekent als "Tante Mienke" overleed er op 1 maart 1897 in de ouderdom van 73 jaar. Hare helft van de molen liet zij voor het grootste deel na aan haar broer Jan en voor een klein deel aan haar halfbroer Juliaan Mutert. Twee jaar na haar dood sterft ook Jan Teylers op 12 juli 1899 in de ouderdom van 78 jaar.

Daarmee is het geslacht der Teylers te Losser uitgestorven

De verarming van deze eens zo rijke en voorname familie vindt zijn oorzaak in:

  1. de verdeling van de nalatenschap van Maire Jan Teylers onder 9 zijner kinderen;
  2. door de maatschappelijke veranderingen. Oorspronkelijk waren zij fabri-keurs van handgeweven linnen maar door de opkomst der textielfabrieken kregen deze huisweverijen waarvan zij grotendeels bestonden, de genade-slag.
  3. het geslacht der Teylers werd door ziekte steeds weer zwaar getroffen. Mogelijk dat mede daardoor hun eerst zo sterke handelsgeest in de latere geslachten ongunstig is beïnvloed.


referenties

  1. [Het Teylershuis en zijn bewoners] - Brochure geschreven door L.G. Poorthuis en uitgegeven door Historische Kring Losser in sep 1974.